Opkomst en ondergang van een zonnegod. (Martijn Icks)
Eeuwenlang was Jupiter de onbetwiste oppergod van het Romeinse pantheon. Op het Capitool prijkte de indrukwekkende tempel van de godenvader, die als bijnamen Optimus Maximus, “de Beste en Grootste”, had. Talloze zegevierende generaals en keizers brachten hier offers om hun overwinningen aan hem op te dragen. Pas in de vierde eeuw n.Chr. zou hij door de instelling van het christendom als nieuwe staatsgodsdienst definitief van de troon worden gestoten. Toch werd de toppositie van de donderaar al eens eerder uitgedaagd. In de vroege derde eeuw n.Chr. moest hij tijdelijk plaatsmaken voor een nieuwe oppergod, wiens tempel op de naburige Palatijn verrees. De naam van deze rivaal was Sol Invictus Elagabalus, ofwel de onoverwinnelijke zon Elagabal.
Voor Jupiter kwam deze religieuze omwenteling als een donderslag bij heldere hemel. Elagabal was een lokale Syrische zonnegod, die in het stadje Emesa (het huidige Homs) werd aanbeden in de gedaante van een kegelvormige zwarte steen. De geschiedschrijver Herodianus vertelt dat de god in de wijde omtrek vermaard was en van lokale machthebbers allerlei kostbare wijgeschenken kreeg toegezonden. Op de schaal van het Romeinse rijk was Elagabal echter slechts een kleine speler.
Dat veranderde in 218 n.Chr., toen de veertienjarige hogepriester van de zonnegod door een nabij Emesa gelegerd legioen tot keizer werd uitgeroepen. De jongen had bij de soldaten veel belangstelling getrokken door de rituele dansen die hij voor Elagabal uitvoerde. Naar verluidt was hij een echte schoonheid die zich qua uiterlijk zelfs met de wijngod Dionysus kon meten. Bovendien ging het gerucht dat hij een bastaardzoon van Caracalla was, de keizer die het jaar daarvoor tijdens een veldtocht was vermoord. In feite was de jongen slechts Caracalla’s achterneef, maar hij wist zich bij de troepen populair te maken, versloeg de zittende heerser en trok in triomf naar Rome. Daar besteeg hij de troon als Marcus Aurelius Antoninus. Tegenwoordig is hij beter bekend onder zijn bijnaam Heliogabalus, een samentrekking van de Griekse zonnegod Helios en Elagabal.
Toen Heliogabalus het keizerschap verwierf, gaf hij zijn hogepriesterschap van Elagabal namelijk niet op. In plaats daarvan nam hij de zwarte steen – en in zijn kielzog een hele stoet Syrische priesters – met zich mee naar Rome. Aan de oostzijde van de Palatijn zijn nog steeds de resten te zien van het Elagabalium, de grote tempel die de keizer vlakbij het paleis liet bouwen en die hoog boven het Forum Romanum uittorende. Hij liet Elagabal door de senaat tot nieuwe Romeinse oppergod uitroepen en toonde hem op munten als CONSERVATOR AVG(VSTI), de goddelijke beschermer van de keizer. Op andere munten stond hij zelf in priestergewaad afgebeeld terwijl hij aan zijn god offerde.
“Voortaan kwam hij iedere dag in alle vroegte uit zijn paleis en liet dan honderden stieren en massa’s schapen slachten en op de altaren leggen,” aldus Herodianus. “Hij danste er dan omheen bij de klank van allerlei muziekinstrumenten, en vrouwspersonen uit zijn land dansten met hem mee in snelle beweging rond de altaren met cimbalen en tamboerijnen in de hand.” We kunnen alleen maar raden wat de senatoren ervan dachten als ze naar deze vertoning stonden te kijken. De keizer ging zelfs zo ver dat hij met een Vestaalse maagd in het huwelijk trad, waarschijnlijk om zo een band te smeden tussen de Romeinse staatsgodsdienst en de cultus van Elagabal.
Ongetwijfeld zijn de buitenissigheden van Heliogabalus door vijandige geschiedschrijvers sterk aangezet. Toch moeten we niet onderschatten hoezeer hij met zijn promotie van de Elagabalcultus buiten de gebaande paden trad. Met zijn drieste hervormingen moet hij veel conservatieve Romeinen tegen de haren hebben ingestreken. Lang wist de priester-keizer dan ook niet aan de macht te blijven. Na slechts vier jaar op de troon werd hij op achttienjarige leeftijd tijdens een opstand van de pretoriaanse garde gedood. Waarschijnlijk hadden de soldaten genoeg van deze vreemde heerser, die de Romeinse tradities met voeten trad en alleen maar met zijn priesterschap bezig was. Zijn opvolger liet zijn nagedachtenis door de senaat vervloeken en stuurde de zwarte steen terug naar Emesa. Jupiter werd opnieuw aan het hoofd van het Romeinse pantheon geïnstalleerd en de Elagabaltempel op de Palatijn werd aan hem gewijd. Het kortstondige bewind van de Syrische zonnegod was alweer voorbij.